Oppositioneel opstandig en antisociaal gedrag bij pubers

Oppositioneel opstandig en antisociaal gedrag bij pubers (1)

Oppositioneel opstandig en antisociaal gedrag bij pubers is ervaren als een overlast voor ouders, leraren en de samenleving of maatschappij. Op lange termijn kunnen de jongeren ook zelf last ervaren van hun gedragsprobleem. Men kan een verhoogd risico van werkloosheid ervaren, men kan een slechte gezondheid krijgen zowel fysisch als mentaal en er is ook een verhoogde kans dat de jongeren in de criminaliteit terecht komen. Een groot probleem vormt dat deze soorten van gedragsproblemen niet veel voorkomen in onze maatschappij en dat de hulpverlening niet zo goed voorbereid is op deze problematiek zodat de behandelingen die momenteel gebruikt worden niet ze efficiënt zijn.

1.Verschijnsel

Onder oppositioneel opstandig en antisociaal gedrag kan men niet een gedraging noemen, het is een diversiteit aan verschillende gedragingen. De jongeren hebben er zelf weinig last van maar het zijn de ouders en de mensen in de jongere zijn omgeving die er het meeste last van hebben. Dit noemen ze externaliserende gedragsproblematiek. De gedragingen komen, meestal in strijd met die normen en waarden van de maatschappij. Als de ernst die afhangt van de hoeveelheid dat het gedrag zich voordoet, de duur, de omvang en de gevolgen voor de jongeren kan het gedragsprobleem een gedragsstoornis worden genoemd. Normaal wordt er gesproken van een conduct disorder en oppositional defiant disorder, deze begrippen worden gebruikt in de DSM-IV. In het Nederlands spreekt men dus van een antisociale gedragsstoornis en een oppositioneel opstandige gedragsstoornis. Als men van een antisociale gedragstoornis spreekt, spreekt men van jongeren die herhaaldelijk de grondrechten van anderen schendt of sociale normen en regels overschrijdt zoals pesten, vandalisme, spijbelen, diefstallen plegen,… . Als men van een oppositioneel opstandige gedragsstoornis spreekt, spreekt men van nevagistisch, vijandig en openlijk ongehoorzaam gedrag zoals uitdagen op school, ongehoorzaam gedrag en gebruik van softdrugs. Wat belangrijk is, is dat dit gedrag zonder behandeling langdurige gevolgen kan hebben voor het individu en de maatschappij.

2.Ontstaan en ontwikkeling

Wat kenmerkend is voor gedragsproblemen is dat ze zich nooit op latere leeftijd ontwikkelen. Het ontstaan van een gedragsstoornis heeft allerlei verschillende oorzaken. Er is dus niet één oorzaak, de verschillende oorzaken zijn meestal factoren die de kinderen of jongeren beïnvloeden:

  • Kindfactoren:
    • Intelligentie
    • Genetische kwetsbaarheid
    • Sociale en probleemoplossingvaardigheden
  • Ouderfactoren:
    • Opvoedkundig gedrag
    • De eigen opvoedingsgeschiedenis
  • Gezinsfactoren:
    • De hechting tussen ouder en kind
    • Gezinsorganisatie
    • Gezinscultuur
  • Contextfactoren:
    • Uitstoting van de peergroup
    • Aanwezigheid van een delinquente groep
    • Socio-economische status

Men maakt ook een onderscheid tussen wat zij de vroege en late starters noemen. Jongeren die na 12 à 13 jaar de eerste symptomen krijgen worden ze bestempeld als de late starters. Zij hebben een voorgeschiedenis waarin de balans tussen risico en beschermende factoren goed in evenwicht is. Doordat zij een bagage ( doorzettingsvermogen, sociale vaardigheden,… ) hebben opgebouwd en laat in het proces zijn geraakt kunnen ze veel makkelijker terug uit het circuit of proces stappen. De vroeger starters zijn dan de jongeren die al voor de adolescentie gedrag vertoonde die de maatschappelijke normen overtreedt. Bij hen kunnen we spreken van een jarenlang verstoorde evenwicht tussen risico en de beschermende factoren. Bij deze jongeren zien we meestal een evolutie naar een chronische psychiatrische problematiek of naar een chronische delinquentie.

Patterson heeft een fasenmodel ontwikkeld omdat hij uit een onderzoek tot de conclusie is gekomen dat problematisch storend gedrag doorheen de tijd een chronologische weg volgt. In het fasenmodel begint het probleemgedrag al in de kleutertijd. Ouderlijk opvoedkundig gedrag staat hier centraal. De basis van Patterson zijn theorie zijn het mechanismen ‘coercion’ en ‘wederzijdse dwang’. Patterson zegt dat in het proces de ouder en het gedrag van het kind centraal staan. Er zijn 4 stappen:

  • Stap 1: Aversief gedrag stellen tegenover het kind
  • Stap 2: Kind reageert naar ouder op aversieve manier
  • Stap 3: Ouder stopt aversieve actie
  • Stap 4: Kind stopt aversieve reactie

Dit patroon wordt problematisch als het een exclusieve omgangsvorm wordt. Dan voelt de ouder zich moegetergd en machteloos, de ouder verliest de controle over het kind en er komt een rolwisseling. Het kind heeft de controle over haar/ zijn ouders.
Men kan besluiten dat de evolutie van problematisch storend gedrag heeft te maken met de tijd of leeftijd, de plaats. Het problematisch storend gedrag komt op verschillende leeftijd anders tot uiting.

3.Diagnose stellen

Als hulpverlener gaat men allerlei informatie gaan inzamelen over het gedrag van de jongeren. Dit gebeurt bij verschillende personen in verschillende settings. Als de hulpverlener dan allerlei informatie hebben verzameld kan men een diagnose stellen en zo kan men gepaste individuele begeleiding bieden.

De aanpak van oppositioneel opstandig gedrag bij pubers (2)

Het is vanzelfsprekend dat de ernst van de problematiek invloed zal hebben op de juiste behandeling. Men gaat zoeken naar een pedagogisch aanbod op maat voor deze jongeren zodat ze een gepaste behandeling voorgeschoteld krijgen. Dit aanbod heeft 4 domeinen:

  • Belangstelling en betrokkenheid tonen
  • Hulp bieden
  • Grenzen stellen
  • Sanctioneren

1.Grondhouding: belangstelling en betrokkenheid tonen

Pubers hebben altijd belangstelling en betrokkenheid nodig van hun ouders en leerkrachten ook al laten ze dit niet zelf blijken. Soms durven pubers dit niet vragen omdat ze een bepaald imago hebben die ze niet willen schenden.

2.Hulp bieden

De jongeren krijgen meestal te weinig hulp en structuur aangeboden. Bij kinderen of jongeren met problematisch storend gedrag wordt het gedrag geïnterpreteerd als ‘het niet willen’, ze zijn te koppig, lui, … . Meestal gaat het wel over ‘niet kunnen’ maar wordt dit niet duidelijk door hun storend gedrag.

3.Grenzen stellen

Grenzen zijn het belangrijkst bij jongeren met een gedragsstoornis. Ze moeten duidelijk weten wat mag en niet mag en ze moeten ook de gevolgen kennen als ze deze schenden. Het is ook belangrijk dat de ouders, leerkrachten en de hulpverleners op dezelfde lijn zitten en het over alles eens zijn. Afspraken moeten gemaakt worden!
Men kan ook met de puber onderhandelen over de afspraken en regels. Dit betekent niet dat men moet beginnen discussiëren en beginnen ruzie maken omdat er één van de 2 zijn gelijk zou halen. Men moet praten met elkaar en tot een compromis komen, zo heeft de jongere ook het gevoel dat hij inspraak gehad heeft. Dit wil ook niet zeggen dat de ouder of leerkracht of hulpverlener zijn belangen moeten laten varen om de jongeren blij te maken. Zij moeten bij hun standpunt blijven, zij dragen de eindverantwoordelijkheid.

4.Sanctioneren

Het gedrag wordt beïnvloed door de gevolgen ervan, men kan bekrachtigen en straffen. De vuistregel is 5 positieve (beloningen) opmerkingen tegenover 1 slechte (straf) . Er bestaan verschillende soorten bekrachtigingen en straffen:

  • Positief gedrag bekrachtigen: belonen
  • Negatief gedrag trachten te verminderen
  • Straffen:
    • Straffen moet men proberen zo weinig te doen, als men straft moet het ook goed gebeuren zodat de jongere er iets aan heeft.
  • Negeren:
    • Men wil het gedrag laten uitdoven door er geen reactie op te gaan geven.
  • Apart zetten (time-out)
    • De jongere wordt even weg gezet uit de aanmoedigingen van anderen. Zo verliest het gedrag snel zijn functie want hij krijgt geen enkele reactie meer van anderen op zijn gedrag.

Onderwerpsverkenning

Bruyninckx Wibrich. Oppositioneel opstandig en antisociaal gedrag bij pubers.
BSL, http://www.bsl.nl/common/framecreator.asp?ak=welkom&ap=vakb
Psychopraxis uitgave 5, 2003 (pg. 148-153/196-201)

Context:

Mijn artikel is afkomstig uit een tijdschrift Psychopraxis. Dit artikel gaat over oppositioneel opstandig en antisociaal gedrag bij pubers. Aan de hand van de symptomen bespreekt men hoe men een gepaste behandeling moet bieden aan de jongeren. Men bespreekt ook wat het juist is, hoe het ontstaat en hoe het ontwikkeling.

Auteur:

Auteur: Bruyninckx Wibrich (Wordt niet verder vermeld in het artikel)
Hij is een assistente aan de universiteit van Leuven in de richting orthopedagogie.
Hij heeft ook samen met Maes Bea en Goffart Kathrine een boek geschreven getiteld 'Trajectbegeleiding voor personen met een handicap'.

Structuur:

1. Verschijnsel
2. Onstaan en ontwikkeling
3. Diagnostiek
4. Het hulpverleningsproces vanuit orthopedagogische invalshoek
5. Tot slot

1. Grondhouding: belangstelling en betrokkenheid tonen
2. Hulp bieden
3. Grenzen stellen
3.1. Onderhandelen
4. Grenzen bewaken: sanctioneren
4.1. Positief gedrag bekrachtigen: belonen
4.2. Negatief gedrag trachten te verminderen
4.3. Straffen
4.4. Negeren
4.5. Apart zetten
5. Bij crisis: eerst doen, dan reflecteren
5.1. Basishouding: de jongere serieus nemen en eigen emoties in de hand houden
5.2. Strategie van het vermijden
5.3. Strategie van het deëscaleren
5.4. Strategie van het confronteren
6. Tot slot

Dit is een logische structuur, misschien in de eerste tekst dat er wel nog meer onderverdeling zou mogen geweest zijn.

Er zijn geen voetnoten aanwezig in de tekst

Powerpoint (samenvatting):

Powerpoint oppositioneel en antisociaal gedrag bij pubers.pptx

Een lijstje met:

  1. Interessante bronnen die je nog wil doornemen:
  • Verdieping in ADHD, ODD en CD
  • Boeken van Peeters J:
    • Peeters J Moeilijke adolescenten, Leuven, Garant, 1995
    • Peeters J Antisociale jongeren, Leuven, Garant, 2000

2. Organisaties betrokken bij het thema:

  • OGL
  • Bureau J.I.M

3. Specialisten:

  • Wibrich Bruyninckx
  • Patterson
  • Peeters J

4. Definities en moeilijke woorden:

  • DSM - IV = criteria voor gedragsproblemen
  • Patterson theorie = Dit is een 5 stappen theorie waarin de ouder en het kind centraal staan. Hij bespreekt hoe men tot het geuite gedrag komt.
  • ADHD = Aandachtsproblemen: jongeren of kinderen zijn snel afgeleid en hebben moeite met concentratie.
  • ODD = vervormingen in de gedachtegang, hardnekkig korte-termijn-denken en een tekort aan vaardigheden. ( = oppositioneel opstandige gedragsstoornis)
  • CD = Antisociale gedragsstoornis

Beschrijvingen gevonden in het artikel

Unless otherwise stated, the content of this page is licensed under Creative Commons Attribution-ShareAlike 3.0 License